Heldschap van een heerdom
Het Nederlands is als een gouden plaveisel gelegd bovenop de ruines van een eeuwenoude mijnschacht. De taal die wij ons tijdens onze eerste levensjaren met zo een onbegrijpelijk groot gemak eigen hebben weten te maken blijkt bij nadere inspectie over te stromen van complexiteit. Bijna zonder moeite hebben wij in slechts enkele jaren tijd inzicht weten te verwerven in de letterlijk talloze zinnen welke karakteristiek zijn voor de Nederlandse taal. Zonder moeite hanteren wij een stelsel aan grammaticale regels waarmee wij elke denkbare Nederlanse zin zouden kunnen voortproduceren. Maar wat zit hier nu eigenlijk allemaal achter? Wat voor een gangen herbergt die oude mijnschacht waar men het goud heeft gewonnen voor de bouw van het plaveisel die wij met zo een gemak bewandelen? Hoe komt het, bijvoorbeeld, dat wij het woord ‘heldendom’ als grammaticaal correct aannemen, maar vreemd kijken bij het horen van een woord als ‘heldschap’? In een zoektocht naar een mogelijk antwoord wenden wij ons tot de studie der morfologie.
Deze leer verschaft ons inzicht in achterliggende structuur van woorden en de restricties waaraan de vorming van nieuwe woorden is onderworpen. De vele woorden waarvan wij gebruik maken in ons dagelijks taalgebruik blijken opgedeeld te kunnen worden in meerdere componenten. Zo blijkt het woord hondenhok te bestaan uit het zelfstandig naamwoord hond, een eervoudsachtervoegsel -en en het zelfstandig naamwoord hok. Deze kleinste betekenisdragende elementen waaruit woorden kunnen worden gevormd worden ook wel aangeduid als morfemen. Let op dat morfemen zowel volledige op zichzelfstaande woorden (zoals ‘hond’) kunnen zijn, maar ook gebonden achtervoegsels (zoals -en). Zoals gedemonstreerd met het woord hondenhok kunnen uit deze morfemen nieuwe woorden worden gevormd. Andere suffixen zoals -dom of -isme blijken onder meer goed voor de vorming van heldendom en heroisme. Dat er echter ook restricties bestaan op deze samensmeltingen van morfemen blijkt uit uitingen als ‘heldschap’ of ‘heldisme’. Welk een ingewikkeld mechanisme ligt ten grondslag aan deze schijnbaar onlogische kieskeurigheid waar de morfemen zich van bedienen? Verschillende gevallen blijken verschillende verklaringen te hebben. Hieronder zullen enkele voorbeelden worden toegelicht.
Het geval heroisme/heldisme komt voort uit de mate waarin het Nederlands van buitenaf is beinvloedt. Het suffix -isme blijkt dan ook een voorkeur te hebben voor de zogenaamde leenwoorden. Dit leidt tot de conclusie dat heroisme als grammaticaal correct bestempeld mag worden, maar heldisme deze eer niet zal mogen dragen. Ook het achtervoegsel -iteit blijkt een morfeem welke zich van deze zelfde karakteristiek bediend. De doofiteit moet het afleggen tegen de doofheid, waar daareentegen de stabiliteit zichzelf een plek heeft weten te verzekeren in ons lexicon.
Vele affixen (de verzameling der prefixen, infixen, suffixen en circumfixen) blijken een zekere voorkeur te herbergen voor bepaalde type woordsoorten. Zo wenst het voorvoegsel on- zich slechts te verbinden aan bijvoeglijke naamwoorden. Een combinatie van morfemen als onheld herkennen wij als zijnde grammaticaal incorrect, waarna binnen reeds korte tijd het alternatief antiheld zich in ons hoofd aandringt.
We hebben nu kort aanschouwd hoe woorden onder te verdelen zijn in morfemen en hoe de mogelijkheden tot woordvorming die dit principe biedt aan beperkingen onderhevig is. Zoals hierboven in het kort met enkele voorbeelden toegelicht blijken lang niet alle combinaties van morfemen geschikte kandidaten voor opname in ons lexicon. De in dit artikel behandelde stof blijkt nog maar het uiterste topje van de ijsberg te zijn. Bij andere vraagstukken, waaronder heldschap versus heldendom, verkeren vooralsnog in het ongewisse. Zou het hier simpelweg een kwestie van keuze betreffen? Waarbij het woord heldendom eerder diens opwachting maakte in de geschiedenis van onze taal om zo een alternatief als heldschap voorgoed buiten te sluiten? De mogelijkheden lijken legio. Wat belet u ervan uw eigen hypotheses betreffende dit vraagstuk te formuleren?
Een mijmering van Anolis E.