Leep
Het vuur lijkt op mijn lijf te dansen,
mijn romp, mijn armen en mijn benen.
Mijn lichaam niet langer op de grond,
gelijkmatig in de grond gegleden.
De stemmen spreken om hun beurt,
uit oost, oost west en verder rond.
Men vraagt mij hoe het met mij gaat,
maar deze toestand snoert de mond.
Het vuur komt hoger,
de vlammen niet.
Het lijkt alsof het leed gaat liggen.
De stemmen groeien,
maar toch niet luider.
Ze lijken met z’n zeventigen.
Alom, alom.
Niet meer te begrijpen.
M’n geest trekt krom.
Samen geknepen.
Laat me,
laat mij nou,
te laat…
Een bekende in het land d’r lepen.
60n20