Koud
Het is koud. Ik zit
alleen met m’n benen opgetrokken
in een donker hoekje, nee –
in het spotlicht op een leeg toneel
het spel is voorbij, maar de ovatie
laat op zich wachten
Het doek is men in de haast
vergeten te sluiten, en toch ben
ik daar opgesloten, nog onvergeven
leven is liegen, allemaal leugens
wat zegt de waarheid?
die is dood, of bijna dood
want eerlijk zijn, daar luistert
haast niemand meer naar
raar dat er niemand is, waar
zijn ze allemaal heen?
Met m’n benen opgetrokken zit ik weer alleen.
Window