Oog voor de natuur
Om naar het dorp te kunnen fietsen rij ik dwars door de natuur. Ik heb echt oog voor de natuur. Minder is dat ik vaak wat natuur in het oog krijg in de vorm van een vliegje.
Zo’n vliegje die op je af komt zweven heeft wel iets van een zelfmoordcommando op weg naar een wolkenkrabber. Hij kan tegen al mijn gezichtsdelen crashen, maar hij kiest voor het meest kwetsbare plekje; het oog. Daarmee richt een vlieg de meeste schade aan die hij zich maar had kunnen indenken. Er zijn hele kettingkastbotsingen ontstaan door deze laffe aanvallen op het menselijk gezichtsvermogen.
Ook de geopende mond is een gewild doel. Gapen of groeten doe ik op de fiets slechts met de hand voor mijn mond, om niet het risico te lopen slachtoffer te worden van terreuraanslagen van niets meer te verliezen hebbend insektentuig die zich in het gapende gat stortten in de hoop op een beter leven in het Hiernamaals voor Insekten.
Een zich te pletter vliegend insekt in één oog is al erg genoeg. Nog afgezien van de hevige neigingen tot wrijven in het aangedane gezichtsorgaan, waardoor de bewuste kijkdop hevig rood en tranend aanloopt en NOG meer gaat jeuken, mag je ook nog gaan uitleggen dat je ECHT niet jankend op de fiets zat en ook niet naar iedereen zat te knipogen, behalve aantrekkelijk overstekend wild.
Twee vliegen in beide ogen is de ultieme nachtmerrie. Het is me één keer overkomen, tegelijkertijd.
Omdat ik plotseling al rijwielend geen steek meer zag door de samenwerkende, beter gezegd samen gewerkt hebbende tweevleugelige zelfmoordbrigade bevond ik mij in een gevaarlijke situatie. Mijn remmen werkten traag, het duurde zeker nog enkele slopende seconden voor ik stil stond. En in enkele seconden kan er veel gebeuren. Je kan zo een winkelpand binnenrijden of tegen een boom aan knallen waardoor je opeens in het bezit bent van een opvouwbare fiets. Ik kwam er genadig vanaf. Mijn fiets ook, maar ik spring niet meer op dit rijtuig zonder het dragen van beschermende zonneglazen.
Eens kon ik mijn zonnebril niet vinden en hield ik al fietsend een stuk ruit voor mijn gezichtsveld. Werkte wel flauwe grappen in de hand in de trant van ‘Pfff wat warm, zet het raam es een stukje open’, maar het bewijst zijn nut. Dit was best een gevaarlijke onderneming, daar ik handsfree fietste omdat ik in mijn andere hand een emmer met sop moest vasthouden, voor het geval de ruit te beslagen werd door verpletterd vliegvolk en ik daardoor alsnog geen hand voor ogen zou kunnen zien. Een erg praktische oplossing voor een ieder die zijn bril niet kan vinden en toch ongeschonden door de natuur wil fietsen. Sommige mensen kijken me dan wel aan alsof ze de dorpsgek zien, maar ach. Deze gek doet geen vlieg kwaad hoor.
Frenz