Vrhl, hfdstk 1
Ik weet nog precies hoe die ochtend rook, en hoe de dauw aan mijn voeten bleef hangen toen ik met natte voeten door het gras liep. Ik was vergeten de was binnen te halen en merkte dat de kat van de buren er weer op stond te azen.
Hij sliep nog. Ik glimlachte toen ik aan hem dacht, hoe hij in mijn (en nu een klein beetje ‘ons’) bed lag te slapen. Ik had me niet willen verroeren toen ik wakker was geworden, maar ik kon de verleiding niet weerstaan en wou zo graag naar hem kijken. Hij werd een klein beetje wakker en snel sloot ik mijn ogen; misschien dat hij gewoon door zou slapen. Een minuut later opende ik één oog en gluurde door mijn wimpers naar zijn gesloten ogen. Veilig deed ik beide ogen wijd open en een glimlach vond mijn lippen. Ik wachtte op de traan die zou komen en stond al met m’n wijsvinger klaar om hem op te vangen.
Hij leek met de zacht spelende muziek mee te ademen en ook de vogeltjes in de dakgoot deden mee. Zelfs in zijn slaap verloor hij z’n ritme niet en bleef hij in harmonie met alles om zich heen. Ik hield van hem, hoe hij hier lag. Kwetsbaar, open, maar vooral heel erg bij mij. Alsof het niet anders hoorde.
Stokbrood in de oven en sinasappels persen. Hij had geen idee waarom ik die gisteren perse wou kopen, maar hij zou het zo wel merken. Ik hoorde zachte voetstappen van de trap komen en schrok. Had ik niet stil genoeg gedaan? Had ik hem misschien wakker gemaakt? Ik drukte me tegen het aanrecht aan en toverde een ver van oprechte glimlach tevoorschijn.
‘Wat ben je aan het doen’, vroeg hij met een ochtendstem en een norse uitdrukking op zijn gezicht.
Shit, ik heb het verpest.
‘Ik wou alleen even ontbijt voor je klaar maken, sorry dat ik je wakker heb gemaakt’.
Hij keek me met één wenkbrauw omhoog getrokken aan en liet zijn blik langs mijn gezicht, over mijn buik naar mijn voeten glijden. Ik vroeg me af of hij soms zin had. Maar ik had ongelijk.
‘De onderkant van je broekspijpen zijn nat, waar ben je godverdomme geweest’, ontplofte hij opeens!
Ik stotterde over de was en de kat en wist op dat moment dat ik mezelf ook niet had geloofd.
‘Jezus, moet je nu achter alles aan wat een lul tussen z’n benen heeft?? Ik dacht dat ik je dat afgeleerd had!’
Ik probeerde een stap achteruit te doen maar merkte dat ik al tegen het aanrecht aanstond. Hij zette twee grote stappen en rukte m’n kin met zijn hand omhoog, zodat ik wel in zijn ogen moést kijken.
Gabriel