De wanhoop nabij
Frans Verschuur is een rustige, 33-jarige vrijgezel. Niet dat hij geen aandacht krijgt van het vrouwelijke geslacht, maar hij heeft gewoon geen zin in de rompslomp van een relatie. Zoals zijn levensmotto zegt: “Je moet het leven toch zelf doen”. Als jongerenwerker heeft hij te vaak gezien hoe mensen totaal overdonderd kunnen zijn van het verbreken van een relatie, en nadat een meisje zelfmoord pleegde omdat ze dacht dat haar vriendje vreemd ging besloot hij nooit meer aan een relatie te beginnen. Dat was ongeveer vijf jaar geleden. Sindsdien was zijn leven een stuk simpeler geworden. Geen vervelende telefoontjes van een overstuur meisje of soortgelijke situaties, nee, hij kon doen en laten wat hij wilde. Dit maakte hem ook één van de meest gewaardeerde jongerenwerkers uit zijn gemeente, want hij had altijd tijd en wilde iedereen wel helpen.
Om niet volledig ten prooi te vallen aan het vrijgezellen leven, hield hij er, doordeweeks, een strak schema op na. Op gezette tijden stond hij op, zodat hij kon douchen, eten, koffie drinken, tanden poetsen en Zn haren kammen (in precies die volgorde), voordat hij de deur uitstapte. Ook zorgde hij ervoor, dat, vóórdat hij ging slapen, hij z’n brood had gesmeerd. Op zijn werk ontsnapte hij toch ook niet aan een bepaalde vorm van regelmaat. Bijvoorbeeld, om tien uur stond hij standaard op om naar de wc te gaan, hierdoor kreeg hij bij zijn collega’s al snel de bijnaam “bijna pauze Frank” of b.p., verder had hij de gewoonte om, op gezette tijden, een appel of, een energybar te eten. Toch, ondanks zijn af en toe wat vreemde gedrag, mocht iedereen hem wel. Hij had Zn uiterlijk mee, niet dat hij overdreven knap was, maar ook zeker niet lelijk, en was altijd vriendelijk.
Vandaag was een dag als alle anderen. Hij was om half zeven opgestaan, en om acht uur zat hij achter Zn bureau. Meestal was hij zo rond kwart voor acht op kantoor, zodat hij koffie kon zetten en, natuurlijk, de eerste bak nemen. Frans was vandaag wat eerder begonnen want om vijf voor acht ging de telefoon al.
“Hallo… Frans… ben jij dat?”
“Ja…”
“Frans, luister, met Hetty…”
“Ik kom vandaag wat later, wil je dat door geven?”
Frans schreef de boodschap op en bevestigde op het op het prikbord. Daarna opende hij het dossier van één van de vele kinderen die in zijn dossierkast zaten. Het was een jongen van dertien die volgens de omgeving niet te hanteren was, na wat onderzoek bleek algauw dat die jongen al twee jaar verslaafd was aan speed. Nu was het zijn taak om een goede plek voor die jongen te vinden en hem in een goed tehuis te plaatsen. Ook zijn ouders mocht hij niet vergeten, want die waren natuurlijk ook fout. Een kind van elf raakt niet verslaafd als Zn ouders doen wat ze moeten doen, zo dacht Frans erover. Hoe konden mensen toch ooit aan kinderen beginnen. Dit was nog een reden waarom Frans geen relatie wilde, vroeg of laat kwam er altijd wel een opmerking over het krijgen van kinderen. En tot nu toe was dat iets waar hij absoluut niet aan wilde beginnen. “Hoe kan een liefhebbende ouder een kind in deze wereld zetten”? Dat was zijn motto.
Nadat hij wat rond gebeld had met verschillende instanties en voor de zoveelste keer nul op het rekest had gekregen, gooide hij de hoorn, geïrriteerd, op de haak. “Stelletje idioten, waarom snappen ze niet dat het belangrijk is”. Net op dat moment liep Hetty het kantoor binnen. Ze schrok duidelijk van de klap waarmee de hoorn op de haak terechtkwam. Met een vreemde blik keek ze naar Frans. Hij kon zien dat er iets mis was, maar wat? Ondanks het feit dat het tien uur was liep hij naar de koffiehoek en pakte een kop koffie voor haar. “Wat is er?”, een beetje bezorgd en niet op Zn gemak bleef hij bij haar staan. Hetty ging zitten, even was ze stil, en toen begon ze te vertellen. “Jeanette is gisteravond beroofd”, weer was ze even stil en ging toen verder. “Ze was bij een vriendinnetje geweest en liep richting huis toen er een groep jongens omhaar heen kwamen lopen”. Op dit punt in het verhaal stokte ze even, alsof ze het gebeurde voor zich zag. “Één van de jongens gaf haar een duw, en daarna kreeg ze een paar klappen”. “Ze hebben alles van haar afgepakt, haar telefoon, haar armbandjes, zelf het zilveren hangertje dat ze vorig jaar met kerst van haar broertje heeft gekregen”. In plaats van angstig of verdrietig was Hetty vooral boos. Dat was ook wel te verwachten, want Hetty had geen gemakkelijk leven achter de rug. Haar eerste man verliet haar toen ze zwanger was met Jeanette, en haar tweede man was ernstig ziek. Ook hadden beide kinderen de nodige problemen, en daarnaast hadden verschillende familiedrama’s en geheimen het nodige van haar gevergd.
“Ik ben blij dat ik geen kinderen heb”. De gedachte was er maar even, slechts een fractie van een seconde, maar het zette Frans wel aan het denken. Was het slecht om dat te denken? Hij kende Jeanette vrij goed, hij had haar wel eens opgehaald van school, en verder kwam ze ook regelmatig even bij haar moeder op kantoor langs. Zou hij zich niet drukker behoren te maken over hoe het met haar ging? Maar nee, zijn gedachte was: “Ik ben blij dat ik geen kinderen heb”. Hierdoor wist hij zichzelf niet echt een houding te geven. Een beetje hulpeloos vroeg hij aan Hetty of ze misschien nog iets wilde drinken, maar de vragen van andere collega’s zorgden er voor dat de vraag van Frans niet werd opgemerkt.
Rustig sukkelde hij weer naar zijn werkplek om verder te werken. Nadat hij weer aan het bellen geslagen was, merkte hij dat Hetty zich niet kon concentreren. Natuurlijk is het vervelend als je dochter zoiets overkomt, maar dat hoeft je werk toch niet te beínvloeden? Frans snapte het gewoon niet.
De hele dag zag hij hoe kinderen en jongeren pijn en verdriet ondergingen, en inmiddels had hij ook geleerd dat die zelfde groep ook ontzettend flexibel is. Ze kunnen veel hebben, en als ze het niet meer trekken, dan is een relatieve korte periode van toezicht vaak voldoende om ze weer in het leven te krijgen. En toch… Arme Jeanette, het leven is al niet gemakkelijk voor een doof kind, en dan dit. Frans wist waarom het hangertje dat ze van haar broertje had gekregen voor haar erg veel betekenis had, hij had het zelf uitgezocht. Niet dat haar broertje dood was of zo, hij had het syndroom van down.
Een stem aan de andere kant van de lijn verbrak de gedachten waarin hij verkeerde. “Hallo.” Frans herstelde zich en begon weer als een echte jongeren werker te praten. Na een kwartier geslijmd te hebben en een stel afspraken gemaakt te hebben had hij geluk. De jongen kon geplaatst worden. Ook de ouders zouden actief betrokken worden bij de herinvoering van deze jongen in de maatschappij.
Perril Mayhem