Spookrijder
Tegendraads tegen jou,
En jij tegen mij.
Tot frontaal in botsing,
Rijden wij.
En dan de klap,
Uit de verte een schreeuw.
En kijken, vlug! Rap!
Zijn we nog heel?
Een zucht van verlichting,
Want, we leven nog.
Hoogstens een verwonding,
Kunnen wij hebben, toch?
Maar littekens zijn er,
Zichtbaar en aanwezig.
Toch keer op keer,
Alles weer vergeven.
Tot, toen weer een klap.
Veel wonden, veel bloed.
Toen wist ik, ik kap,
Dit komt niet meer goed.
Want de tranen die stromen,
Zijn als bloed zo rood.
Er moest niets meer komen,
Anders bloedde ik dood.
Dus ben ik gegaan,
In mijn eentje gestrompeld,
Verweg hiervandaan,
In water ondergedompeld.
Verwassen en schoon,
Van alle zorgen ontdaan.
Ben ik zonder schroom
Alleen verder gegaan.
Doch de spookrijder bleef,
Nu binnen in mij.
Mijn verstand overdreef,
Mijn gevoel bleef erbij;
Dat ik voor jou leef,
’t voor jou is, dat ik spookrij.
Dat ik bloedtranen geef,
Voor jou én voor mij.
Dus draai ik maar om,
Weetend, heg noch steg.
Mijn verstand noemt me stom,
Maar mijn gevoel weet de weg.
Zo zie ik je weer,
Rijd paralel aan jou.
En blij ben ik zeer,
Je laat me niet in de kou.
Dan weet ik……..
Dat jij het alles wel waard was.
Dan weet ik……..
Dat zorgen voorbij zullen gaan.
Dan weet ik……..
Het ergste deel komt nu pas.
Dan weet ik……..
Dat ik bij jou in het krijt zal staan.
lactamaeon