Het sprookje
Er zal eens een dikke houthakker zijn die zeven dwergjes in dienst heeft. Hij zal twee kindertjes hebben, Hans en Doornroosje. Hij zal ook erg rijk zijn, want hij zal in zijn schuurtje een ezel hebben staan dat geld poept. Elke dag zal er een ander dwergje aan de beurt zijn die het ezeltje moet leeghalen. Je zal moeten roepen: “Knuppel uit de zak”, waarna de knuppel het arme rijke ezeltje helemaal verrot zal slaan zodat het van schrik de gouden muntjes uit zijn achterste zal laten vallen.
De dikke houthakker zal wonen in een huis, opgebouwd uit spekjes. De binnenmuren zullen bekleed zijn met Lange Jannen en de bedden zullen bestaan uit uit de kluit gewassen luciferdoosjes. Je zou verwachten dat dit huis zal beschikken over een onweerstaanbare aantrekkingskracht, maar dat zal niet het geval zijn. De oorzaak daarvoor zal de enorme doornhaag zijn, waarin zich honderden slapende musjes zullen bevinden, die het huis van de buitenwereld zal afsluiten.
Een keer in de eeuw zullen de dwergen naar het luchtkasteel gaan. Daar zullen ze steevast een afspraakje hebben met een meisje met een rood mutsje, ze zal afkomstig zijn uit Pinkeltjesland, en Assepoester heten. Haar hobby zal iets zijn in de trant van bloemetjes plukken. Deze zullen niet voor haarzelf, noch voor de dwergjes, maar voor haar oma zijn. Bij haar oma, die Sneeuwwitje zal heten, zal ze eens per eeuw een kopje thee drinken en de dwergjes ontvangen met een kaakje en een glimlach. Vervolgens zullen ze keer op keer kijken hoe oma opgegeten wordt door Doornroosje. Dit zal Doornroosje doen omdat ze jaloers zal zijn op dat de dwergjes zo nodig eens per eeuw een afspraakje willen maken met assepoester en haar oma. Aangezien Assepoester dit helemaal niet leuk zal vinden zal ze Doornroosje in haar gezicht krabben en haar een giftige appel geven, waarna ze ergens in het bos zal sterven door de slechte dingen die ze gedaan zal hebben. Vervolgens zullen de drie biggetjes haar vinden en aan hun grote vriend, klein duimpje, te eten geven. Want, denken ze, die kan nog wel een groeispurt gebruiken.
Op een dag zal één van de dwergjes weglopen, omdat hij een gat zal eten in het huis waardoor iedereen nat zal worden als het zou gaan regenen. De dikke houthakker zal hierdoor pisnijdig worden en met een rood aangelopen hoofd en een vlijmscherpe bijl zal hij het dwergje achterna gaan. Het dwergje zal erg bang worden omdat de dikke houthakker hem in het hoekje van de tuin zal jagen. Hierdoor zal het dwergje geen kant op kunnen, want de haag zal eng en prikkelig zijn. Hij zal schrikken als de dikke houthakker zal beginnen met het hakken met z’n bijl. Maar het dwergje zal elke keer de vlijmschepre bijl ontwijken en zo zal er een klein gaatje in de haag ontstaan waardoor het dwergje zal kunnen vluchten, maar wat te klein zal zijn voor de dikke houthakker Door al het gehak in de haag zullen de slapende lieve musjes musjes worden die boos zullen zijn op de dikke houthakker. De dikke houthakker zal ze uitlachen omdat ze zo klein zijn, waardoor de musjes zullen denken aan de dikke houthakker een lekkere maaltijd te zullen hebben.
Hans en Doornroosje zullen dit voor hun ogen zien gebeuren en zich doodschrikken. Ze zullen door de drie biggetjes geschonken worden aan hun grote vriend, klein duimpje, die inmiddels al een halve centimeter gegroeid zal zijn.
Het gevluchte dwergje zal zich ondertussen op de boot naar het luchtkasteel bevinden. Hij zal op de boot een leuk meisje ontmoeten, Grietje genaamd. Grietje zal verhaaltjes vertellen over dat ze bij haar stiefmoeder en stiefzusters in huis zal wonen en daar helemaal geen zin in zal hebben. Het dwergje zal zeggen dat hij voor middennacht bij het luchtkasteel moet zijn omdat hij anders in een pompoen zal veranderen, maar dat hij het erg leuk zal vinden als Grietje met hem mee zal gaan. Grietje zal hierop antwoorden dat dat niet kan, want ze zal vergeten zijn broodkruimeltjes op de weg te leggen waardoor ze nooit meer naar huis zal kunnen. Grietje zal de eerste boot terug nemen en dan zal ze later komen, met broodkruimeltjes en al. Dwergje zal vragen of Grietje ook een stukje brood voor hem mee zal willen nemen. En zo zal hun liefdesaffaire beginnen.
Bij het huis van de dikke houthakker zullen de zes overgebleven dwergjes allemaal een verschrikkelijke dood sterven. De een zal zich eenzaam voelen zonder dwergje nummer zeven en van pijn en verdriet sterven. De tweede zal gek worden van het gat in het dak en een overdosis Lange Jannen eten, wat z’n dood zal betekenen. De derde zal het voorbeeld van de eerste volgen. De vierde zal gegeten worden door de musjes die de smaak aardig te pakken zullen hebben. Nummer vijf zal opgegeten worden door Hans die nu niets meer te eten zal hebben nu er geen hout gehakt zal worden door de dikke houthakker, wat nodig is om eten op te warmen. En vervolgens zal nummer zes een eenzame dood sterven. De drie biggetjes zullen merken dat er zoveel dwergjes minder zullen zijn en ze stuk voor stuk weer geven aan hun grote vriend, klein duimpje, want klein duimpje was nog steeds wel een beetje klein.
In de haven van het luchtkasteel zal het dwergje eindeloos wachten op Grietje, die beloofd zal hebben een stukje brood mee te zullen nemen. Tevergeefs, Grietje kwam nooit terug…
emma