Denken
Je kent het wel, je zit met iemand, in de auto, of gewoon thuis, of in de stad, of waar dan ook en je hebt net een boeiend gesprek gehad. Inmiddels is het gesprek min of meer doodgebloed en je bent allebei stil. Op zo’n moment vraag ik me vaak af wat die ander zou denken. Natuurlijk zou je zoiets kunnen vragen, maar ik vind dat nooit zo passend. Ten eerste vind ik het zelf altijd erg moeilijk om mijn gedachten te omschrijven en kan ik dat daarom toch ook niet van anderen verwachten. En ten tweede zijn je gedachten toch bestwel privé en is het soms niet gepast om te vragen waar iemand aan denkt, aangezien die gedachten helemaal niet voor jou bestemt zijn. Het zal mij dus waarschijnlijk altijd een raadsel blijven wat iemand anders denkt als er een pijnlijke stilte valt.
Wat ik me ook vaak afvraag is hóé anderen denken. Ikzelf denk vaak in liedjes. Wanneer ik eigenlijk niets heb om over na te denken of wanneer ik het niet nuttig om ergens over na te denken, of ik er gewoonweg geen zin in heb, ga ik een liedje zingen in mijn gedachten. Het stemt me doorgaans vrolijk en geeft me wat rust, want aldoor nadenken is niet erg rustgevend. Nu vraag ik mij dikwijls af, of andere ook soms liedjes denken en zo niet, hoe geven ze dan hun hersens wat rust?
Ik ben ongetwijfeld niet de enige die zich dit afvraagt. Het zijn algemene vragen, die vele mensen zichzelf elke dag stellen. Maar wat nu als je de laatstgenoemde kwestie op een ander aspect van de mens betrekken. Bijvoorbeeld op het zien. Wij gaan ervan uit dat wanneer twee mensen naar één object kijken, zij hetzelfde zien. Maar kan het niet dat die mensen iets verschillends zien, maar dit omschrijven als hetzelfde omschrijven omdat het hen zo is aangeleerd?
Dit klinkt uitermate vergezocht natuurlijk en dat is het vast ook. Maar toch, soms vraag ik me werkelijk af of er bijvoorbeeld een verschil is in wat mensen met blauwe ogen zien en wat mensen met bruine ogen zien. Ons wordt geleerd dat dat wat we zien een naam heeft. Dus als jij een voorwerp ziet en men zegt ‘het is een boek’, dan noem jij het boek. Daar is natuurlijk niet mee gezegd dat het voorwerp dat jij voor ogen hebt er hetzelfde uitziet door de ogen van een ander. Jullie hebben er alleen dezelfde naam aan gegeven.
Natuurlijk is dit erg onwaarschijnlijk, want vormen zijn toch bepalend voor een voorwerp en het zou erg lastig worden als de 1 een rond boek ziet en de ander een vierkant boek. Toch zou ook dat mogelijk zijn omdat het je allemaal wordt aangeleerd.
Het is trouwens niet eens zo gek om te denken dat wij verschillende dingen zien. Ik werk bij een vrouw, ze is al wat ouder, die oogproblemen heeft. Ze vertelt me dat als zij naar haar betegelde muur in de badkamer kijkt ze geen rechte strepen, maar golvende lijnen ziet. Als ze uit het raam kijkt, ze geen tuin, maar grijze mist ziet. Als ze naar mij kijkt, ze geen gezicht, maar vage contouren ziet. Naast dat dit erg vervelend is, vind ik het toch raar. Voor haar ziet de wereld er heel anders uit dan voor mij, terwijl wij toch in dezelfde wereld leven. Of is haar wereld soms een andere dan die van mij?
Dat zou betekenen dat het mogelijk is dat iedereen in een andere wereld leeft. Het is immers nooit te bewijzen dat we echt hetzelfde zien, omdat wat we zien, altijd door onze eigen ogen bekeken is. Niemand kan de wereld objectief bekijken.
Misschien denk je dat dit ver dragende gevolgen kan hebben, maar dat denk ik niet. Het gaat er immers om dat we in de wereld die we zien samen kunnen leven. In dat opzicht doet het er niet veel toe of jij hetzelfde rondje ziet als een andere persoon, of dat jouw rondje er anders uitziet, maar dat je er toch dezelfde naam aangeeft. Waarom ik dan dit hele verhaal heb geschreven, als het toch geen verdragende gevolgen heeft voor onze samenleving? Gewoon, om er eens over na te denken. Er is niets mis mee ‘dé werkelijkheid’ in twijfel te trekken, zolang je maar wel weer met beide benen op de grond terecht komt.
lactamaeon